Kleurrijke mensen. Ik hou ervan! Ik ben ik Harlingen Haven en moet daar keren. Ik loop van de achterste cabine via het perron naar de voorste en zie ik een lange, magere kerel – jaar of vijfenveertig schat ik zo – richting de trein lopen. Onder zijn ene arm een oude stofzuiger en onder de andere een verlepte boodschappentas vol met meuk. Hij komt wat chaotisch op me over en ik observeer hem een tijdje. Hij zet de tas en de stofzuiger op de grond alvorens op het knopje van de deur te drukken om deze te openen. In een split second vraag ik me af waarom hij het spul eerst neerzet en niet gewoon op het knopje drukt? Iets wat ondanks de meuk die hij draagt prima zou lukken met een elleboog of een knokkel. Nog geen twee tellen later wordt me dat geheel duidelijk: zijn broek zakt af. Tenminste, dat is mijn veronderstelling. Hij draagt een verschoten spijkerbroek met de pijpen zó ver terug geslagen dat zijn witte (nou ja, niet meer zo witte) sportsokken en zelfs het onderste gedeelte van zijn kuit zichtbaar is. De uitdrukking “hoog water verwachten” schiet me meteen te binnen en ik grinnik. De broek trekt hij vervolgens zó hoog op dat hij daadwerkelijk even los van de grond komt en het lijkt alsof hij zichzelf over de trein heen wil lanceren! Weer grinnik ik en denk bij mezef: “Als ‘ie zijn broek nóg hoger trekt, kan hij zijn ballen als stembanden gebruiken! (Een plaatje waar ik als beelddenker wel zonder had gekund trouwens!) Dan zet hij de stofzuiger in de trein, loopt er weer uit om de boodschappentas te halen, trekt zijn broek nog een keer op in het kwadraat en als ik hem passeer lalt hij er op zijn Hagenees vrolijk op los. “Ja u sal wel denkuh, wat mottie mettie feestverlichting?” Huh? Feestverlichting? Ik kijk nog eens goed en inderdaad: er hangt een lichtslang om zijn nek. Die brandt niet hoor, maar alles wat me was opgevallen, dát dus niet! “Nou meneer,” Zeg ik op se Haags: ” U hep al zo’n kleurrijk karakter, daar hep u geen feestverlichting voor nodig hoor! Zelfs nie astie aan is!”
PhotoCreds: nlwandel